02 April 2013 ~ 0 Comments

“Als ouderbetrokkenheid laag is, dan is er echt iets mis”

Bijeenkomst ouderbetrokkenheidStichting Cosmicus heeft in opdracht van de gemeente Rotterdam op donderdag 21 maart 2013, in samenwerking met Stichting Rosarium en Instituut het Centrum, een brainstormavond over ouderbetrokkenheid georganiseerd. Tijdens de meeting in Café Engels hebben ouders samen met docenten, ouderconsultenten, pedagogen, directeuren, beleidsmedewerkers en onderzoekers intensief en enthousiast ideeën en gedachten uitgewisseld over opvoeding, onderwijs en ouderbetrokkenheid.De avond werd geopend door dagvoorzitter Will Tinnemans, waarna Rabiaa Boulhalhoul (gemeente Rotterdam) de aanwezigen bedankte voor hun komst en het belang van ouderbetrokkenheid benadrukte. Vervolgens hebben de circa veertig aanwezigen zich in groepjes verdeeld om te brainstormen over hoe ouderbetrokkenheid beter gerealiseerd kan worden.

Opvallend was dat de tafels in alle opzichten zeer gemengd waren: qua leeftijd, culturele achtergrond, opleidingsniveau en leeftijd kinderen. Aan vijf gemengde tafels wisselden zeven tot acht personen enthousias en met begrip en respect voor elkaar van gedachten. Dat was op zichzelf al de moeite waard: dat divers samengestelde gezelschappen ideeën en gedachten uitgewisseld hebben over opvoeding en onderwijs.

Het was duidelijk dat hier een andere generatie aan het woord was dan tot pakweg tien of vijftien jaar geleden: jonge, goed opgeleide mensen, die weten wat ze met hun leven willen. We hoorden aan de tafels verhalen van mensen die vertelden dat hun ouders helemaal niets wisten van het onderwijs dat ze volgden, maar ook verhalen van mensen die zeiden dat hun vader of moeder er alles aan gedaan heeft om ervoor te zorgen dat hun kinderen het beter zouden krijgen dan zijzelf, dat ze door studie aangenamer en beter betaald werk zouden kunnen doen. ‘En dat is gelukt.’

Het gaat niet voor iedereen op, maar in grote lijnen viel op dat mannen geneigd waren om te zeggen: ‘de school is het belangrijkst in de opvoeding; daar moeten ze mijn kind goed opvoeden’. De meeste vrouwen waren het daar niet mee eens: ‘ nee hoor, dat is ónze verantwoordelijkheid en ónze taak. De school vult het aan, maar we kunnen de school niet verantwoordelijk stellen voor de opvoeding van onze kinderen.’

Hier en daar kwam aan de tafels terug dat het zo belangrijk is dat ouders Nederlands spreken en dat er nog veel te veel ouders zijn – ook jonge ouders van de tweede generatie – die onvoldoende Nederlands spreken om goed te kunnen communiceren en die daarom dus ook hun kinderen niet kunnen corrigeren. Daar stemde iedereen wel mee in, maar er werd ook aangegeven dat ‘het nóg veel belangrijker is dat je je kind laat zien dat je bereid en in staat bent om altijd bij te leren. Je hoeft geen perfect Nederlands te spreken, je moet laten zien dat je bereid bent om tijd en energie te stoppen in het leren van nieuwe woorden. Je moet het goede voorbeeld geven, telkens weer. En je moet betrokkenheid tonen bij wat je kind doet en waar je kind mee bezig is. Dat is veel belangrijker dan perfect Nederlands spreken. Er is niets mis mee om ook in een andere taal dan Nederlands met je kind te praten; er is sowieso niets mis met een tweetalige opvoeding. Maar er is iets mis met een gebrek aan betrokkenheid en geïnteresseerdheid. Laat je kind zien dat de school ertoe doet, dat het belangrijk is dat hij/zij zijn best doet, dat opleiding je toekomst bepaalt. Laat zien dat je altijd bereid bent om naar school te gaan als dat nodig is en om je kind te helpen bij het maken van huiswerk of op andere manieren.’

Leave a Reply

*